Hij was rood, dik, afschrikbaar, opzienbarend en onvermijdbaar. Het was een puist/zweer/acne/karbonkel/pukkel op de rechterhelft van mijn gezicht. En het heerlijke ding heeft er langer dan anderhalf week gezeten. Ik kon de deur niet meer uit, de spiegel keek me niet meer aan en ik ging met mijn hoofd gebogen de straten over. Ik had mijn testament zo ongeveer al klaar liggen.
Wat een waanzin, natuurlijk niet. Die puist gaat mij niet in de koude kleren zitten.
Maar andere mensen wel, mijn puist was het gespreksonderwerp van de dag. Zelfs bij de heren. 'Hoe komt het?' 'Wat is dat? Wat heb je daar?' 'Hahaa, Floor heeft een puist!' 'Oh, dat heb ik ook, dat is een ingegroeide haar' (dude ik ben een vrouw, wat ingegroeid haar).
Niet van dat geratel over, oehh het lijkt net een schoonheidvlekje, doe er anders wat foundation op, neeee johh, je ziet het amper. En het ergste, hier heb je wat zalf, dan is ie morgen weg. Komt helemaal goed. Misschien is het zelfs geen puistje maar gewoon een zweertje.
Maaaarrr, vrouwelijke wezens op aard, het máákt mij niet zozeer uit. Het kan altijd erger. Laat mijn puist zijn gang gaan, als ie maar verdwijnt. Uit zichzelf.
Ik hou van eerlijkheid, en daarom liggen mannen beter bij mij dan vrouwen.
Whiskey?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten